Het Europese Hof van Justitie mocht zich onlangs (4 september 2019) opnieuw uitlaten over de reikwijdte van het begrip “bouwterrein”. Zoals bekend geldt als bouwterrein ‘onbebouwde grond die kennelijk is bestemd om te worden bebouwd met één of meer gebouwen’.
De situatie
De Deense vennootschap KPC Herning is een projectontwikkelaar en tevens bouwonderneming. KPC Herning heeft met een woningcorporatie een overeenkomst gesloten voor de bouw van sociale huurwoningen. Met het oog op deze nieuwbouw had KPC Herning een terrein gekocht en geleverd gekregen met daarop een bestaand (in bedrijf zijnd) pakhuis.
Vervolgens heeft KPC Herning dit terrein met opstal verkocht en geleverd aan de woningcorporatie onder de verplichting daarop de sociale huurwoningen te bouwen en op te leveren aan de woningcorporatie. Onderdeel van de afspraken was dat de woningcorporatie, na eigendomsverkrijging, een deel van het pakhuis zou slopen waarna KPC Herning met de bouw van de sociale huurwoningen zou beginnen. De vraag die in deze procedure centraal stond was of KPC Herning (o.a. in het licht van het Don Bosco arrest) een bouwterrein of een nieuw gebouw had geleverd.
Beoordeling door de rechter
In essentie gaat het in deze procedure om de vraag of KPC Herning een “samengestelde” prestatie heeft geleverd aan de woningcorporatie (zoals bij een koop-/aannemingsovereenkomst het geval is). Met het oog op de beantwoording van deze vraag herhaalt het Hof van Justitie eerst een belangrijk deel van zijn eerdere rechtspraak over “samengestelde” prestaties.
Vervolgens oordeelt het Hof van Justitie, op basis van de door de Deense rechter vastgestelde feiten, dat de sloop van het pakhuis door de woningcorporatie een handeling is die losstaat van de verkoop ervan door KPC Herning en niet samen met die verkoop economisch gezien één enkele prestatie vormt met de bouw van de woningen, ook al was het de bedoeling van de partijen op het moment van levering dat het pakhuis geheel of gedeeltelijk zou worden gesloopt om plaats te maken voor de sociale huurwoningen. In deze situatie is er dus geen sprake van een levering van een bouwterrein en dus geen heffing van btw!
Onze conclusie
Met deze uitspraak geeft het Hof van Justitie voor de praktijk weer een belangrijke handreiking. Opnieuw blijkt dat de inhoud van de afspraken/de overeenkomst fiscaal van groot belang is. Niet minder belangrijk: gemaakte afspraken moeten ook worden nageleefd!